sportles

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sportles    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sport·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportles sportlessen
verkleinwoord sportlesje sportlesjes

Zelfstandig naamwoord

desportlesv/m

  1. (sport) (onderwijs) een schoolvak waarin gesport wordt en de kinderen kennismaken met sporten.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord sportles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.