sportschoolhouder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sportschoolhouder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sport·school·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportschoolhouder sportschoolhouders
verkleinwoord sportschoolhoudertje sportschoolhoudertjes

Zelfstandig naamwoord

desportschoolhouderm

  1. (sport) (beroep) eigenaar van een fitnesscentrum
    • De sportschoolhouder had een goed ingerichte sportschool waar jong en oud kwam sporten. 

Gangbaarheid

  • Het woord sportschoolhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.