sporttas
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sporttas (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sport·tas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en tas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sporttas | sporttassen |
verkleinwoord | sporttasje | sporttasjes |
Zelfstandig naamwoord
de sporttas v / m
- tas voor het vervoer van zaken die nodig zijn voor het sporten
- Afgelopen maandagavond ging het bijna mis op een slecht verlichte rotonde op de Beukelsdijk. Ineens had ik een ventje voor mijn wielen. Hij was een jaar of 9, had een grote sporttas op zijn rug en fietste op een veel te kleine mountainbike zonder verlichting. Ik stond bovenop mijn remmen, het ventje schrok, maar trapte vervolgens gewoon door. Een paar honderd meter verderop heb ik hem klemgereden. Ik vroeg hem om het telefoonnummer van zijn vader of moeder, zodat ik ze kon bellen om te vertellen dat ze hun kind zo de straat niet op kunnen sturen. Wist hij niet uit zijn hoofd, zei hij. Hij kwam van voetbaltraining en was onderweg naar huis. „Zeg maar tegen je ouders dat ze zich beter druk kunnen maken over je fietsverlichting dan over dat mogelijk kankerverwekkende kunstgrasveld waar je op voetbalt!” zei ik tegen hem.[1]
Gangbaarheid
- Het woord sporttas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sporttas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Mirjam de Winter 8 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.