sportzaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sportzaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sport·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportzaal sportzalen
verkleinwoord sportzaaltje sportzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

desportzaalv/m

  1. (sport) zaal die voor het beoefenen van sport wordt gebruikt

Gangbaarheid

  • Het woord sportzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.