spreekles
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: spreekles (hulp, bestand)
Woordafbreking
- spreek·les
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spreken ww en les zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spreekles | spreeklessen |
verkleinwoord | spreeklesje | spreeklesjes |
Zelfstandig naamwoord
de spreekles v / m
- een les waarin men leert spreken
- In het lokaal naast kleuterjuf Frouk Meinsma krijgen de andere zes kinderen van de klas intussen Nederlandse spreekles van horende leerkracht Loes van 't Hoff. Liplezend en soms gebruikmakend van het kleine beetje geluid dat ze nog via hun gehoorapparaten kunnen opvangen, breiden ze hun woordenschat uit met begrippen als licht en donker, slapen en wakker zijn. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'spreekles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spreekles" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Michaja Langelaan 9 februari 1995 Dove kleuters leren twee talen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.