spreekuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spreekuur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsprekyːr/
Woordafbreking
  • spreek·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spreekuur spreekuren
verkleinwoord spreekuurtje spreekuurtjes

Zelfstandig naamwoord

hetspreekuuro

  1. de tijd waarin een hulpverlener patiënten te woord staat
    • Als je hier morgen nog last van hebt kan je maar beter op het spreekuur van je huisarts langsgaan. 
  2. een inloopspreekuur is een spreekuur waarvoor geen afspraak hoeft te worden gemaakt.
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spreekuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.