sprookjesboek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sprookjesboek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsprokjəzˌbuk/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • sprook·jes·boek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sprookjesboek sprookjesboeken
verkleinwoord sprookjesboekje sprookjesboekjes

Zelfstandig naamwoord

hetsprookjesboeko

  1. gedrukte bundeling van verhalen waarin iets magisch gebeurt en die vaak een moraliserende strekking hebben.
    Oorspronkelijk ging het vooral om (bewerkingen van) overgeleverde volksverhalen, vanaf de Romantiek werden er ook nieuwe verhalen in die trant geschreven, vooral voor kinderen.
     Nu is het avond en tijd om naar bed te gaan. Voor het slapen leest oma altijd voor uit het grote sprookjesboek. ‘Uit dit sprookjesboek las mijn eigen oma mij ook al voor toen ik zo jong was als jij nu!’ zegt oma.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord sprookjesboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Sieb Posthuma
    “Rintje” (23 april 2010) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.