standbeen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  standbeen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stand·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord standbeen standbenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetstandbeeno

  1. been waarop het grootste gewicht rust
    • Maar na 39 minuten is het alsnog raak, dankzij een actie waar het zelfvertrouwen vanaf druipt. Memphis krijgt de bal tussen twee verdedigers aangespeeld van ploeggenoot Nabil Fekir, maar legt de bal meteen achter het standbeen klaar, precies in zijn eigen loop. Met zijn ‘mindere’ linkerbeen schiet de Nederlander vervolgens feilloos en hard raak: 1-0. [1] 
  2. (figuurlijk) belangrijkste steunpilaar van iets
    • "Praktisch? Praktisch is de kwaadaardige tumor in het hart van de romantiek. Het is de vleesetende bacterie in het standbeen van de verbeeldingskracht." [2] 
    • Nu zijn het de Houthavens, Buiksloterham, NDSM en de westelijke Havenstad die de stad op een ander standbeen zetten. Net als eind negentiende eeuw zijn er iconische cultuurgebouwen (Nemo, Muziekgebouw aan 't IJ, Conservatorium, EYE, Amsterdam Theater, Tolhuistuin, A'DAM Toren) die de stedelijke vitaliteit verplaatsen, dit keer naar de noordkant. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord standbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.