state

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  state    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sta·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘landgoed’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1]
  • Naamwoord van handeling van staan met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord state staten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

destatev/m [3]

  1. een voormalige (adellijke) burcht of landhuis in de provincie Friesland.
Hyponiemen
  • tristate

Gangbaarheid

  • Het woord state staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  state (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /steɪt/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse status.
enkelvoud meervoud
state states

Zelfstandig naamwoord

state

  1. (regering) staat
  2. toestand
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
vervoeging
onbepaalde wijs to  state 
he/she/it  states 
verleden tijd  stated 
voltooid
deelwoord
 stated 
onvoltooid
deelwoord
 stating 
gebiedende wijs  state 

Werkwoord

state

  1. verklaren
  2. vaststellen
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.