sterfte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sterfte (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstɛrəftə / (2 of 3 lettergrepen); /'sterftə/
Woordafbreking
- sterf·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sterfte | sterftes sterften |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de sterfte v
- het aantal sterfgevallen in een bepaalde tijd of in bepaalde omstandigheden
- Er was dit jaar een zorgbarend hoog percentage verloskundige sterfte.
Hyponiemen
- babysterfte, bijensterfte, coronasterfte, hartsterfte, kindersterfte, oversterfte, vissterfte, vogelsterfte, zeehondensterfte, zuigelingensterfte
Afgeleide begrippen
- sterftecijfer, sterfteoverschot, sterftepiek, sterftetafel
Vertalingen
1. het aantal sterfgevallen in een bepaalde tijd of in bepaalde omstandigheden
|
Gangbaarheid
- Het woord sterfte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sterfte" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ sterfte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.