stippel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stippel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɪpəl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stip·pel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stippel stippels
verkleinwoord stippeltje stippeltjes

Zelfstandig naamwoord

destippelv/m

  1. klein puntvormig of rond merkteken
    • Haar jurk had groene stippeltjes. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • hofstippel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
stippelen

stippel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippelen
    • Ik stippel. 
  2. gebiedende wijs van stippelen
    • Stippel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippelen
    • Stippel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stippel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.