stippel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stippel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstɪpəl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- stip·pel
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands stippel, op te vatten als afgeleid van stip zn met het achtervoegsel -el [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stippel | stippels |
verkleinwoord | stippeltje | stippeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de stippel v / m
- klein puntvormig of rond merkteken
- Haar jurk had groene stippeltjes.
Synoniemen
Hyponiemen
- hofstippel
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stippelen |
stippel
Gangbaarheid
- Het woord stippel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stippel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stippel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.