stip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stip    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɪp/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • stip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stip stippen
verkleinwoord stipje stipjes

Zelfstandig naamwoord

destipv/m

  1. puntvormig of rond merkteken
    • Een vliegenzwam is een rode paddenstoel met witte stippen. 
     Na drie kwartier zag ik in de verte onder me een zwarte stip mijn kant op bewegen.[4]
     Ik baalde ervan dat de pas nog zo ver weg lag, maar voelde tegelijkertijd ook opluchting toen ik in de verte drie gekleurde stipjes zag.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stiphout
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stippen

stip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippen
    • Ik stip. 
  2. gebiedende wijs van stippen
    • Stip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippen
    • Stip je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.