stip
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stip (hulp, bestand)
- IPA: / stɪp / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- stip
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands , in de betekenis van ‘punt’ aangetroffen vanaf 1408 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stip | stippen |
verkleinwoord | stipje | stipjes |
Zelfstandig naamwoord
de stip v / m
- puntvormig of rond merkteken
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- blindenstip, elfmeterstip, middenstip, penaltystip, reliëfstip, strafschopstip, tijdstip
Afgeleide begrippen
- stiphout
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stippen |
stip
Gangbaarheid
- Het woord stip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stip" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stip op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "stip" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- 1 2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.