stomheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stomheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stom·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van stom met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord stomheid stomheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

destomheidv

  1. zaken die gebeuren door domheid en/of onoplettendheid
    • De dronken man begin een grote stomheid door tegen de deur van de burgemeester aan te plassen. 
  2. het dom zijn
    • Het was weer eens zijn stomheid waardoor hij in de problemen kwam. 
  3. het stom zijn (niet spreken)
Synoniemen
  1. domheid, stommiteit
  2. [3] mutisme

Gangbaarheid

  • Het woord stomheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.