stoter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stoter    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstotər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • sto·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoter stoters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

destoterm

  1. iets of iemand die stoot
  2. stamper van een bloem
  3. oude munt met een waarde van 12,5 cent
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stoter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.