cutter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cutter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cut·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘snijwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord cutter cutters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decutterm

  1. (gereedschap) snijwerktuig
  2. (beroep), (filmkunst) filmtechnicus die beelden knipt en aan elkaar last, filmmonteerder
  3. (afkorting) cutterzuiger
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord cutter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  cutter (AU)    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van  cut ww  met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
cutter cutters

Zelfstandig naamwoord

cutter

  1. iemand die/iets dat snijdt
  2. (gereedschap) cutter [1]
  3. (gereedschap) frees [2]
  4. (scheepvaart) barkas
  5. (scheepvaart) kotter
  6. (scheepvaart) kustwachter
  7. (beroep), (filmkunst) cutter [2]
  8. (informeel) iemand die zichzelf opzettelijk verwondt door middel van snijden
  9. (informeel), (beroep), (medisch) chirurg
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.