stretch
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stretch (hulp, bestand)
- IPA: / strɛtʃ / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- stretch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | stretch |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
stretch
- vervaardigd uit een elastisch weefsel
- ▸ Neem de hemden die Hans Klok draagt – die moeten stretch zijn en die kun je kopen.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
- stretchen, stretchlimo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stretch | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
- elastisch weefsel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stretchen |
stretch
Gangbaarheid
- Het woord stretch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stretch" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "stretch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Henk van Gelder“Zeven boeken met kostuums: van Hans Klok en Karin Bloemen tot Songfestival” (17 december 2018) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Paul van der Steen“Uniformmaker voor koning, keizer en schutterij” (20 september 2021) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Milou van Rossum“Expositie biedt een nieuwe kijk op kant” (21 november 2019) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: stretch (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /stɹɛtʃ/
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels strecchen “strekken”, Angelsaksisch stręccan, Westgermaans *strakkjan. Verwant aan Duits strecken, Nederlands strekken [1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to stretch |
he/she/it | stretches |
verleden tijd | stretched |
voltooid deelwoord |
stretched |
onvoltooid deelwoord |
stretching |
gebiedende wijs | stretch |
Werkwoord
stretch
- strekken
- uitrekken
- (figuurlijk) reiken tot (in de hemel, e.d.)
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stretch | stretches |
- het strekken, strekking
- (figuurlijk) oprekking (van de wetgeving, verbeelding, e.d.)
Gangbaarheid
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "stretch" herkend door:
100 % | van de Amerikanen; |
98 % | van de Britten.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron stretch in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.