studievak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: studievak (hulp, bestand)
Woordafbreking
- stu·die·vak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van studie zn en vak zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | studievak | studievakken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het studievak o
- (onderwijs) een van de zaken waarin men onderwijs krijgt op school of universiteit; deel van een opleiding
- “We hadden, net als veel mensen denk ik, het gevoel dat we iets voor de wereld wilden doen”, blikt De Vries terug. ”Maar we wisten niet zo goed wat. Tot ik via een studievak over dumpster diven hoorde - weggegooid eten verzamelen - en we dat zijn gaan doen. Na een middagje struinen over de markt en bij de afvalbakken van supermarkten hadden we zoveel eetbaars gevonden dat we hebben kunnen koken voor de hele klas.”[2]
- een theoretisch schoolvak
- Naast de studievakken volgen alle leerlingen praktijkvakken in de sectoren zorg en welzijn, techniek, groen en economie (horeca). Er wordt gewerkt aan het beheersen van leer-, organisatorische en sociale vaardigheden.[3]
Synoniemen
- [2] theorievak
Antoniemen
- [2] praktijkvak
Gangbaarheid
- Het woord studievak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "studievak" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf SOPHIE ZIMMERMAN 28 feb. 2014
- ↑ Tubantia 09-JU-2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.