stuurs

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stuurs    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stuurs
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘nors’ voor het eerst aangetroffen in 1612 [1]
  • afgeleid van stuur met het achtervoegsel -s [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen stuursstuurserstuurst
verbogen stuursestuurserestuurste
partitief stuursstuursers-

Bijvoeglijk naamwoord

stuurs [3]

  1. bars, knorrig, nors, nurks, onaardig, onvriendelijk, zuur
    • Een stuurse blik. 
    • Wat kijk je stuurs. 
Afgeleide begrippen
  • stuursheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stuurs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.