summa

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  summa    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sum·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord summa summae
summa's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

desummav/m

  1. de (optel)som van iets; alle te samen genomen
  2. een groot alles omvattend werk
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Uitdrukkingen en gezegden
  • summa cum laude
van een examen dat men dit in zijn geheel zeer goed heeft afgelegd

Gangbaarheid

  • Het woord summa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
45 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.