superior

Uitspraak

• Geluid:  superior    (hulp, bestand)
• IPA: / syˈperijɔr / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• su·pe·ri·or

Woordherkomst en -opbouw

• van Latijn superior ^[1][2]

Zelfstandig naamwoord

de superior m

1. (religie) (rooms-katholiek) iemand die de leiding over een klooster heeft

   • Een kleine groep vertrok daarheen, onder leiding van Dom Tholens als superior en pater Van den Biesen als kellenaar (econoom). De oorlog doorkruiste echter de plannen voor een nieuw klooster. ^[3]
   • (…) hij herstelde de oude stichting in het gewezen capucienen-klooster van Dendermonde, en smaakte de voldoening aldaar als monnik en als superior te sterven. ^[4]

2. (voeding) (handel) kristalsuiker van hoge kwaliteit

Gangbaarheid

• Het woord superior staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "superior" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Uitspraak

• VK: /suːˈpɪəɹi.ə(ɹ)/
• VS: /suːˈpɪɹiɚ/
•  Audio (US)    (hulp, bestand)

Bijvoeglijk naamwoord

superior

1. meerder, beter, superieur, van betere kwaliteit

   «This is of superior quality.»

   Dit is van betere kwaiteit.

2. (beschrijvende plantkunde) bovenstandig

   «A superior ovary.»

   Een bovenstandig vruchtbeginsel.

Zelfstandig naamwoord

superior

1. meerdere, superieur

Bijvoeglijk naamwoord

superior (o: superius)

1. vergelijkende trap van super
   1. hoger;
   2. superieur;
   3. bovenvermeld

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

• su·pe·rior

Zelfstandig naamwoord

superior m/v

1. superieur, meerdere (in rang)

Bijvoeglijk naamwoord

superior

1. hoger, superieur, bovenste
2. beter, groter
3. uitstekend

Verwijzingen

• superior in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española