taða
Oudnoords
Woordafbreking
- ta·ða
Zelfstandig naamwoord
taða v
- een bemest grasland
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | taða | |||
genitief | ||||
datief | ||||
accusatief |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.