tafelloper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tafelloper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ta·fel·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelloper tafellopers
verkleinwoord tafellopertje tafellopertjes

Zelfstandig naamwoord

detafelloperm

  1. een smalle lap stof (ongeveer 40-50 centimeter) die ter decoratie in combinatie met een tafelkleed gebruikt wordt
     Een gordijn van harige wol, zijde, katoen, glazen kralen en stukken organza, een tafelloper met meegebreide balletjesketting, of een spiraalvormige bontshawl.[2]
     De kerstballen zijn de winkel nog niet uit of je struikelt alweer over de olijke paashazen, de in vrolijke lentekleuren uitgevoerde tafellopers en servetten en natuurlijk de paaseitjes zelf.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord tafelloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Nelleke Scherpbier
    “Vrolijk naadje op de kous” (09-03-2007), Reformatorisch Dagblad
  3. Weblink bron
    Alexandra Besuijen
    “Waarom vroege paaseitjes niet de schuld van het grootkapitaal zijn” (31/01/2018), HP de Tijd
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.