tel

Niet te verwarren met: Tel, tel.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tel    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɛl/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • tel
Woordherkomst en -opbouw
  • [1], [2] afgeleid van  tellen ww  zonder de uitgang -en
  • [3] van Hebreeuws  תֵּל zn  [1]
[1, 2] enkelvoud meervoud
naamwoord tel tellen
verkleinwoord telletje telletjes
[3] enkelvoud meervoud
naamwoord tel tels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detelm

  1. zeer korte tijdsduur.
  2. seconde
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) ruïneheuvel, gevormd door opeenvolgende lagen van bewoning
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tellen

tel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tellen
    • Ik tel. 
  2. gebiedende wijs van tellen
    • Tel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tellen
    • Tel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord tel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.