televisieploeg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  televisieploeg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • te·le·vi·sie·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord televisieploeg televisieploegen
verkleinwoord televisieploegje televisieploegjes

Zelfstandig naamwoord

detelevisieploegv/m

  1. team dat samen een opname maakt voor de televisie
     Hij werd, zwaargewond, geïnterviewd door een Nederlandse televisieploeg, waarvan later de geluidstechnicus en de cameraman zouden sneuvelen.[2]
     Op en langs verschillende autowegen in Wallonië zijn afgelopen nacht opstootjes geweest met 'gele hesjes', die in België en Frankrijk actievoeren tegen onder meer de hoge brandstofprijzen. Zij blokkeerden wegen en belaagden een Waalse televisieploeg, schrijven Belgische media.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord televisieploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
  3. Weblink bron “'Gele hesjes' blokkeren wegen Wallonië, hier en daar opstootjes” (21-11-2018), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.