telkens

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  telkens    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɛɫkəns/
Woordafbreking
  • tel·kens
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: iedere keer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1613 [1]

Bijwoord

telkens

  1. elke keer
    • Telkens als je dit plein oversteekt, word je door al die verkopers aangesproken. 
     Het pad gaat zelden rechtstreeks de berghelling op, er zijn telkens van die eindeloze haarspelden die zigzaggend de berg op en af gaan.[2]
  2. steeds
    • Hij moet telkens hoesten. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1-2]: telkens als, telkens wanneer, telkens weer
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • telkens als
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord telkens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.