teller

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teller    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɛlər/
Woordafbreking
  • tel·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tellen met het achtervoegsel -er. Dit is een leenvertaling van de Latijnse benaming numerator.
enkelvoud meervoud
naamwoord teller tellers
verkleinwoord tellertje tellertjes

Zelfstandig naamwoord

detellerm

  1. (wiskunde) het getal boven de streep van een breuk
  2. (techniek) een apparaat om aantallen te tellen; meter [2]
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord teller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.