thuisbankier
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: thuisbankier (hulp, bestand)
Woordafbreking
- thuis·ban·kier
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuis zn en bankier zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuisbankier | thuisbankiers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de thuisbankier m
- iemand die zijn bankzaken thuis afhandelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
thuisbankieren |
thuisbankier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuisbankieren
- Ik thuisbankier.
- gebiedende wijs van thuisbankieren
- Thuisbankier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuisbankieren
- Thuisbankier je?
Gangbaarheid
- Het woord thuisbankier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.