tied

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /tiːd/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

tied m

  1. tijd
Verbuiging


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

tied

  1. tijd


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord tied
verkleinwoord tiedjen

Zelfstandig naamwoord

tied

  1. tijd
Afgeleide begrippen


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

tied

  1. tijd; de onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden


Veluws

Zelfstandig naamwoord

tied

  1. tijd
Afgeleide begrippen


Zeeuws

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelnederlandse tijt

Zelfstandig naamwoord

tied

  1. tijd
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.