tittel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tittel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tit·tel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘puntje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
  • uit het Engels, afgeleid van titel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tittel tittels
verkleinwoord titteltje titteltjes

Zelfstandig naamwoord

detittelm [3]

  1. puntje op de letters i, j of ij
     De puntjes op de i en de j worden tittels genoemd.[4]
  2. (figuurlijk) iets heel kleins
     U zegt: „God is en zal rechtvaardig zijn, zoals Zijn Woord zegt. Aan geen jota of tittel van de Wet zal voorbijgegaan worden, maar alles zal vervuld worden.”[5]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Ergens geen tittel of jota van afweten
ergens geen verstand van hebben, ergens helemaal geen kennis van hebben

Gangbaarheid

  • Het woord tittel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
19 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.