toegangsdeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toegangsdeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • toe·gangs·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toegangsdeur toegangsdeuren
verkleinwoord toegangsdeurtje toegangsdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

detoegangsdeurv/m

  1. een deur waarmee men een gebouw of vertrek kan binnengaan
     Op een moment dat iedereen op het toneel doodstil was in afwachting van het begin van een aria, piepte een toegangsdeur en klonken de voetstappen van een laatkomer over het tapijt van de stalles aan de zijde waar de loge van de Rostovs was.[2]
     Volgens de rechter hebben Agron K. en Henri van W. op grove wijze misbruik gemaakt van hun functie en de reputatie van hun werkgever geschaad. Ook is er genoeg bewijs dat de twee de kraak maandenlang hebben voorbereid. Zo hebben ze meerdere testen gedaan met het alarmsysteem en de code van de toegangsdeur.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord toegangsdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Weblink bron “Ex-bewakers Rabobank krijgen 4 jaar cel voor kluisjesroof” (25-06-2019), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.