toetsing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toetsing    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • toet·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toetsing toetsingen
verkleinwoord toetsinkje toetsinkjes

Zelfstandig naamwoord

detoetsingv

  1. het toetsen (onderzoeken) naar waarde, juistheid, omvang, strijdigheid met iets anders etc.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • toetsingsrecht, toetsingsverbod, toetsingsvermogen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord toetsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.