test

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  test    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɛst/
Woordafbreking
  • test
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kom’ voor het eerst aangetroffen in 1367 [1]
  • Engels [2]
1-3 enkelvoud meervoud
naamwoord test testen
tests
verkleinwoord testje testjes
4-5 enkelvoud meervoud
naamwoord test testen
verkleinwoord testje testjes

Zelfstandig naamwoord

detestm [3]

  1. probeersel
    • Deze schets was alleen maar een test om te zien of het idee zou kunnen gaan werken. 
  2. praktische controle op een bepaalde eigenschap
    • We hebben deze lamp aan een aantals tests onderworpen en toen konden we hem goedkeuren. 
     Het was een eenvoudige test. Als de temperatuur onder de -40 graden was vroren zijn neusgaten dicht.[4]
  3. toets, examen
    • Hij heeft de test onvoldoende gemaakt en is dus niet aangenomen voor deze baan. 
  4. pot of schotel bijv. fruittest [5]
  5. (informeel) hoofd
    • Met de hoed in de hand kom je door het ganse land, maar met je pet op je test kom je er ook best. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
testen

test

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van testen
  2. gebiedende wijs van testen

Gangbaarheid

  • Het woord test staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

test

  1. test; praktische controle op een bepaalde eigenschap.

Werkwoord

test

  1. aan een test blootstellen

Fries

Zelfstandig naamwoord

test

  1. test

Pools

Zelfstandig naamwoord

test

  1. test

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

test m

  1. test

Spaans

enkelvoud meervoud
test tests

Zelfstandig naamwoord

test m

  1. proef, test, toets

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tɛst/
Woordafbreking
  • test
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

test monbezield

  1. test; praktische controle op een bepaalde eigenschap
    «Test pracích prášků prokázal zvýšenou koncentraci fosfátů téměř u poloviny prodávaných produktů.»
    De test van waspoeders bewees een verhoogde concentratie van fosfaten bij bijna de helft van de verkochte producten.
  2. test, toets; een hulpmiddel om (1) te kunnen uitvoeren
    «Paní učitelka rozdala testy a žáci začali pilně počítat.»
    De lerares deelde de testen uit en de leerlingen begonnen ijverig te rekenen.
Verbuiging
Synoniemen
  1. testování o
  2. kvíz monbezield
Afgeleide begrippen
  • psychotest monbezield
  • rychlotest monbezield
  • testík monbezield
  • testový
  • testovat imperfectief
Typische woordcombinaties
  • antidopingový test monbezield – dopingtest
  • psát test – een test schrijven
Verwante begrippen

Verwijzingen

    Meer informatie

    Zelfstandig naamwoord

    test mbezield

    1. (verouderd)(familie) schoonvader; de vader van de huwelijkspartner
    Verbuiging


    Schrijfwijzen
    • Oude schrijfwijze: tesť mbezield
    Synoniemen
    • tchán mbezield
    Verwante begrippen
    • testa / tesť v
    • tchyně v

    Verwijzingen

      Zelfstandig naamwoord

      test

      1. genitief meervoud van testa
      Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.