toogdag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: toogdag (hulp, bestand)
Woordafbreking
- toog·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van togen ww en dag zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toogdag | toogdagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de toogdag m
Gangbaarheid
- Het woord toogdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toogdag" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ toogdag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Nieuw Windows over een jaar al gereed” (28 oktober 2008), Het Parool
- ↑ Weblink bron “GBS-toogdag: „We hebben veel, maar er ligt ook veel schuld”” (12-10-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “„Dordtse Leerregels pastoraal geschrift bij uitstek”” (19-10-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.