traineren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  traineren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trai·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de lange baan schuiven’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1]
  • afgeleid van het Franse trainer of traîner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
traineren
traineerde
getraineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

traineren [3] [4]

  1. overgankelijk op de lange baan schuiven
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord traineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.