vervoer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vervoer    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈvur/ (2 lettergrepen); /vərˈvuːr/
Woordafbreking
  • ver·voer
enkelvoud meervoud
naamwoord vervoer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetvervoero

  1. (transport) overbrenging van zaken van één plaats naar de andere
    • Het vervoer van containers gebeurt via schepen. 
  2. middel waarmee overbrenging van zaken plaatsvindt
    • Heb je al vervoer naar de luchthaven? 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vervoeren

vervoer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoeren
    • Ik vervoer. 
  2. gebiedende wijs van vervoeren
    • Vervoer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoeren
    • Vervoer je? 
vervoeging van
vervaren

vervoer

  1. enkelvoud verleden tijd van vervaren
    • Ik vervoer. 
    • Jij vervoer. 
    • Hij, zij, het vervoer. 

Gangbaarheid

  • Het woord vervoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.