trompetboom
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: trompetboom (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trom·pet·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trompet zn en boom zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trompetboom | trompetbomen |
verkleinwoord | trompetboompje | trompetboompjes |
Zelfstandig naamwoord
de trompetboom m
- (plantkunde) Catalpa een geslacht van bomen die tot de trompetboomfamilie Bignoniaceae behoren
- ▸ Quispel, wie de aanblik te veel werd, liep de brede galerij op die de binnenplaats omgaf, en bleef in gedachten naar de trompetboom staan kijken.[2]
- ▸ Sommige bolvormen op een stam zijn zo geknipt, andere hebben van nature een ronde kroon - zoals de Catalpa bignonioides Nana, een trompetboom. De laatste groeit vooral in particuliere tuinen.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord trompetboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron Clasina van den Heuvel“Leilinde en herfstanemoon in het zonnetje” (19 januari 2007), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.