tromslager

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tromslager    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtrɔmslaxər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • trom·sla·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tromslager tromslagers
verkleinwoord tromslagertje tromslagertjes

Zelfstandig naamwoord

detromslagerm

  1. (verouderd) bespeler van een trommel, een rond slaginstrument, bespannen met een vel
    • Maar een goede tromslager is hij gebleven - de beste uit de omtrek, tot aan het uur van zijn dood. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'tromslager' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.