tronco

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈtɾoŋko/
Woordafbreking
  • tron·co
enkelvoud meervoud
tronco troncos

Zelfstandig naamwoord

tronco m

  1. (plantkunde) boomstam, stam
  2. (anatomie) romp, torso, bovenlijf
  3. vriend, maat, makker
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.