trouille
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ʈʀʊʝ/
Woordafbreking
- trou·ille
Woordherkomst en -opbouw
- Mogelijk van een ouder woord drouille, dat is afgeleid van het Nederlandse drol.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
trouille | la trouille | trouilles | les trouilles |
Zelfstandig naamwoord
trouille v
- (informeel) angst
- «Le toubib a la trouille lui-même, j'espère qu'il va assurer!»
- De dokter knijpt 'm zelf, ik hoop dat-ie het aan kan!
- «J’laisse pas ma caisse sur le parking, j’ai trop la trouille qu’on me raille la peinture.»
- Ik laat mijn wagen niet op de parking staan, ik ben veel te bang dat ze een kras op de lak maken. [1]
- «Le toubib a la trouille lui-même, j'espère qu'il va assurer!»
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] avoir la trouillebang zijn
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.