turban

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  turban    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtʏrbɑn/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • tur·ban
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord turban turbans
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deturbanm

  1. (kleding) oosters hoofddeksel voor mannen bestaande uit een langwerpige doek die om een mutsje of direct om het haar wordt gewikkeld
    • Zijn moed bewees hij al in 1869 op het Arabische schiereiland, waar het reizen voor Europeanen niet ongevaarlijk was en hij zich daarom als een Arabische arts vermomde en een turban droeg. [3]
    • In een costuum van den primitiefsten eenvoud, waarvan ik enkel kan zeggen, dat het elke sier en bevalligheid derfde, wandelde ik op mijn pantoffeltjes het terras op en neer, zoodat ik gelegenheid had op te merken, dat ik het onderwerp van het gesprek was van een zestal mannen, toefenkssji's, gedeeltelijk, en een mirza - geleerde -, waarschijnlijk de mollah van het dorp, want hij droeg een turban van de heilige groene kleur. [4]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord turban staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
34 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
turbar

turban

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van turbar

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /tɵrˈbɒːn/
Naar frequentie 29.116
turbans enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     turban     turbanen     turbaner     turbanerna  
  genitief     turbans     turbanens     turbaners     turbanernas  

Zelfstandig naamwoord

turban g

  1. (hoofddeksel) tulband
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.