uitgeleide
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitgeleide (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·ge·lei·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en geleide zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitgeleide | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het uitgeleide o [1]
- iemand een stukje vergezellen bij het weggaan (al was het maar tot de uitgang)
- `Zoon van Intego,' zei hij. 'Wij zijn bij elkaar gekomen om te bespreken hoe wij jou het beste uitgeleide kunnen doen nu de tijd gekomen is om weer te vertrekken en verder te gaan.' [2]
- Voor het koningspaar reden prins Constantijn en zijn vrouw Laurentien, die een grijze jurk van Hardies draagt, naar de Ridderzaal uit. Een commissie van in- en uitgeleide met onder meer Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib ontving het koningspaar bij de ingang. [3]
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van: | uitleiden… |
uitgeleide
Gangbaarheid
- Het woord uitgeleide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitgeleide" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 39
- ↑ Tubantia Suzanne Borgdorff 19-september-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.