uitschieten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitschieten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitschieten
schoot uit
uitgeschoten
klasse 2 volledig

Werkwoord

uitschieten [1]

  1. onovergankelijk een onbedoelde plotselinge beweging maken
  2. (figuurlijk) onovergankelijk heftig uitvallen
  3. (scheepvaart) (van de wind) plotseling harder worden
  4. (plantkunde) uitlopen, spruiten
  5. (voetbal) overgankelijk (de bal) het veld intrappen
  6. overgankelijk door schieten wegnemen
  7. overgankelijk naar buiten gooien, vieren
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.