uitstroom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitstroom    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·stroom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitstroom uitstromen
verkleinwoord uitstroompje uitstroompjes

Zelfstandig naamwoord

deuitstroomm

  1. geheel van entiteiten die iets verlaten
Afgeleide begrippen
  • uitstromer, uitstroming, uitstroombeleid, uitstroomklep, uitstroompremie, uitstroomsnelheid

Werkwoord

vervoeging van
uitstromen

uitstroom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstromen
    • ... dat ik uitstroom. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitstroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.