uitzege

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitzege    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈœytseɣə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • uit·ze·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzege uitzeges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deuitzegev/m

  1. het winnen van een wedstrijd die men speelt op het terrein van de tegenstander
    • Met een assists en een doelpunt was Brandley Kuwas de hoofdverantwoordelijke voor pas de tweede uitzege van het seizoen van Heracles. De Heraclied heeft nu al meer doelpunten gemaakt dan hij in het hele vorige seizoen deed. [1] 
    • Giannis Antetokounmpo heeft Milwaukee Bucks aan een uitzege op New York Knicks geholpen in de NBA (109-95). De Griek maakte maar liefst dertig punten in Madison Square Garden. [2] 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord uitzege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.