uke

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ʉːkə /
Woordafbreking
  • uke
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  vika zn  ("week")
  • Verwant met het Deense woord  uge zn  ("week")
Naar frequentie 530
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   uke     m: uken
v: uka  
  uker     ukene  
genitief   ukes     m: ukens
v: ukas  
  ukers     ukenes  

Zelfstandig naamwoord

uke, m / v

  1. (tijdrekening) week (tijdseenheid van 7 dagen berekend vanaf maandag t/m zondag)
  2. week (periode van 7 dagen)
    «For to uker siden ble hun innlagt ved hospitalet.»
    Twee weken geleden werd ze in het ziekenhuis verwezen.
  3. werkweek
  4. week (festiviteit, evenement, enz. dat zeven dagen of langer duurt)
Holoniemen
  • [1]:  måned zn 
Hyperoniemen
  • [1]:  tid zn 
  • [1]:  år zn 
Hyponiemen
Meroniemen
  • [1]:  dag zn 
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.