vaccinatierace

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vaccinatierace    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌvɑksiˈna(t)siˌres/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vac·ci·na·tie·race
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccinatierace vaccinatieraces
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

devaccinatieracev/m

  1. inspanning om als eerste een geschikte entstof tegen een besmettelijke ziekte te ontwikkelen
     AstraZeneca stond lang op kop in de vaccinatierace. Zij doken als eerste de klinische proeven in en konden veelbelovende resultaten voorleggen.[1]
  2. inspanning om als eerste samenleving voldoende mensen te hebben ingeënt tegen een bepaalde ziekte
     Israël, het land dat lange tijd voorop liep in de vaccinatierace en dus ook de versoepelingen, voert vanaf 8 augustus de vaccinatiepas weer in aan de deuren van theaters, stadions en synagogen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'vaccinatierace' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    agy
    “AstraZeneca: meest veelbelovende bedrijf in de vaccinatierace dat het zorgenkind werd” (28 januari 2021) op nieuwsblad.be
  2. Weblink bron
    Kris van Haver & Sebastien Rousseau
    “Ook Duitsland overweegt beperkingen voor niet-gevaccineerden” (25 juli 2021) op tijd.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.