vakantiebungalow

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vakantiebungalow    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • va·kan·tie·bun·ga·low
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiebungalow vakantiebungalows
verkleinwoord vakantiebungalowtje vakantiebungalowtjes

Zelfstandig naamwoord

devakantiebungalowm

  1. vrijstaande woning met één bouwlaag die gebruikt wordt als verblijf tijdens een vakantie
     De duizenden daklozen zijn de afgelopen dagen ondergebracht in sporthallen, tenten en kerken. Maar voor sommigen zijn de omstandigheden iets beter: zij mogen voorlopig in leegstaande vakantiebungalows overnachten.[1]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord vakantiebungalow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Dakloze Italianen na bevingen in tenten, kerken en sporthallen” (Woensdag 2 november 2016, 20:47), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.