vakantiewoning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vakantiewoning    (hulp, bestand)
  • IPA: /vaˈkɑn(t)siˌwonɪŋ/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • va·kan·tie·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiewoning vakantiewoningen
verkleinwoord vakantiewoninkje vakantiewoninkjes

Zelfstandig naamwoord

devakantiewoningv

  1. huisje of andere woning waar mensen in een periode dat ze niet hoeven te werken verblijven om zich te ontspannen
    • Als scholier en student fietste ik ’s zomers duizenden kilometers en kampeerde wild in knollenvelden achter boerderijen. Wat waren wij eenvoudig toen. Later, met mijn jonge gezin, ontdekten we de vreugde van de vakantiewoning. Fraaie ligging, goed ingerichte keuken, maar vaak een te kort bed (…) [1]
Synoniemen
  • recreatiewoning
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord vakantiewoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.