vakdiploma

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vakdiploma    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vak·di·plo·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakdiploma vakdiploma's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetvakdiplomao [1]

  1. bewijs dat men met goed gevolg een vakopleiding heeft voltooid; bewijs van vakdeskundigheid
     Gombrowski deed er alles aan om hem aan boord te houden, maar moest uiteindelijk inzien dat hij een man zonder vakdiploma niet als dierenarts in dienst kon houden.[2]
     De man kreeg volgens de rechter drie jaar lang verschillende waarschuwingen maar deed niets om de situatie van zijn honden te verbeteren. De 38-jarige man had daarnaast geen vakdiploma voor bedrijfsmatig fokken en had zijn administratie niet op orde. De man heeft fokkerijen gehad in verschillende gemeenten in zeker drie provincies, schrijft Omroep Brabant.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord vakdiploma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
  3. Weblink bron “Fokker die jarenlang honden verwaarloosde krijgt celstraf” (maandag 2 oktober 2023, 18:41), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.