vakdocent

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vakdocent    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vak·do·cent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakdocent vakdocenten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

devakdocentm

  1. (onderwijs) (beroep) iemand die slechts één vak onderwijst
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord vakdocent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.